Wat als je niet de allerbeste of allergoedkoopste verzekering adviseert? Ben je dan als assurantietussenpersoon aansprakelijk? Over deze vraag heeft de Rechtbank Midden-Nederland zich op 6 februari 2016 uitgelaten. In de zaak die aan de rechtbank was voorgelegd, speelde zich kort gezegd het volgende af.
In 2002 had Rabobank voor Woo Onroerend Goed Beheer bemiddeld bij het sluiten van een opstalverzekering voor een pand van Woo bij Interpolis. In 2010 vond brand plaats. Interpolis weigerde uitkering, omdat Woo niet had voldaan aan een in de polis opgenomen preventieclausule (die Woo verplichtte om de afzuiginstallatie en afvoerkanalen twee maal per jaar te laten schoonmaken). Woo stelde zich in de procedure bij de rechtbank op het standpunt dat hij in 2002 een beurspolis had kunnen afsluiten voor een vergelijkbare premie, maar zonder preventieverplichtingen. Woo vond dat Rabobank een beroepsfout had gemaakt door deze “betere” beurspolis niet te adviseren en ook in de jaren daarna Woo niet te adviseren om alsnog over te stappen naar zo’n beurspolis. Daar is de rechtbank het niet mee eens.
Allereerst zet de rechtbank uiteen waaraan een tussenpersoon in het kader van zijn zorgplicht moet voldoen:
“De assurantietussenpersoon moet tegenover zijn opdrachtgever de zorg betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. Het is zijn taak te waken voor de belangen van de verzekeringsnemers (…) en van degenen die via hem een verzekering aanvragen. Hoever die taak gaat en wat die taak precies inhangt, hangt mede af van de overeenkomst van opdracht die hij met zijn klant gesloten heeft. Over het algemeen wenden mensen zich tot een assurantietussenpersoon mede omdat zij advies wensen bij het vinden van een passende verzekering.”
Passende verzekering
Over de vraag wat een passende verzekering is, overweegt de rechtbank vervolgens het volgende: “Wat een passende verzekering is, hangt mede af van de wensen van de klant. Dat kunnen wensen zijn die deze heeft uitgesproken, maar ook aspecten waarvan de tussenpersoon redelijkerwijs moet begrijpen dat die voor hem van belang zijn. Het is denkbaar dat een klant ergens niet om vraagt, mogelijk omdat hij niet weet dat het bestaat, terwijl het wel bestaat en voor hem veel gunstiger is. Dat kan meebrengen dat de tussenpersoon hem daarover spontaan moet adviseren. Of dat ook zo is, hangt ervan af hoeveel gunstiger het product is, of er ook nadelen aan verbonden zijn, en ook in hoeverre het een gangbaar product is.”
Een passende verzekering betekent volgens de rechtbank evenwel niet dat de assurantietussenpersoon ook altijd de allerbeste of allergoedkoopste verzekering moet adviseren: ‘’Bij de beoordeling van beroepsaansprakelijkheid is verder van belang dat er altijd een zekere marge bestaat. De maatstaf is de zorg die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht, en niet of de beroepsbeoefenaar de best denkbare prestatie heeft geleverd. Een tussenpersoon maakt geen fout als hij zijn klant wel een passende maar niet de allerbeste of allergoedkoopste polis adviseert (behalve als hij dat uitdrukkelijk had toegezegd).’’
Uitspraak
In deze zaak is uiteindelijk van belang dat niet komt vast te staan dat een beurspolis zonder garantieclausules (zoals preventiemaatregelen) voor het pand van Woo – dat in een slechte staat van onderhoud verkeerde – een zo gangbaar product was, dat het als een reële optie voor Woo beschouwd kon worden. Bovendien stelt de rechtbank vast dat Woo ook niet gevraagd heeft om een polis zonder garantieclausules, of andere bijzondere mededelingen heeft gedaan die Rabobank ertoe hadden moeten brengen om daarnaar onderzoek te doen. Zo heeft Woo geen bezwaar gemaakt tegen de toepasselijke preventiemaatregelen. Dit alles brengt de rechtbank tot de conclusie dat Rabobank mogelijk een beter advies gegeven zou hebben als zij Woo een beurspolis zonder garantieclausules zou hebben geadviseerd, maar dat dat niet voldoende is voor de conclusie dat de Rabobank een beroepsfout heeft gemaakt door het advies dat zij in 2002 gegeven heeft. In dat licht bezien valt ook niet in te zien wat de tussenpersoon te verwijten valt door in de jaren na 2002 Woo niet te adviseren alsnog over te stappen. Aansprakelijkheid wordt dan ook afgewezen.
Commentaar
Voor beoordeling van aansprakelijkheid gaat het om de vraag of de tussenpersoon de zorg heeft betracht die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend tussenpersoon mag worden verwacht, en niet of hij de best denkbare prestatie heeft geleverd. In dat kader dient de tussenpersoon een passende verzekering te adviseren, waarbij rekening wordt gehouden met de wensen van de klant. De tussenpersoon doet er verstandig aan die wensen op papier te zetten en toe te voegen aan zijn dossier. Het enkele feit dat een verzekering (achteraf) niet de allerbeste of allergoedkoopste blijkt te zijn geweest, maakt nog niet dat die verzekering niet passend was en de tussenpersoon voor de gevolgen daarvan aansprakelijk is. Zoals deze zaak illustreert hangt dat van de omstandigheden van het geval af, in welk verband onder meer de gangbaarheid van de betere en/of goedkopere verzekering een relevante rol speelt.
De link naar de uitspraak treft u hier aan. http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBMNE:2016:420